woensdag 7 augustus 2013

Overvloedige zegen

De les in het vierde hoofdstuk is van onschatbare waarde. Isobel maakt zich een beetje zorgen over de lezer, die wellicht zou kunnen gaan denken hoe bijzonder zij is, dat God al deze dingen door haar heen werkt. Maar zij noemt zichzelf geen bijzonder Christen en in dit hoofdstuk noemt zij veel voorbeelden van hoe zij vast zat aan haar eigen vleselijke begeerte, met name in de eerste periode dat zij in China was.

Toch is dat niet wat ik er nu uit wil lichten. Het is een studie die zij eens deed over het leven van David en Achitofel waar ik geestelijk vekwikt door ben en graag wil delen.
De waarheid die ik in mijn hart wil prenten is deze:
'Gods zegeningen zijn niet alleen weggelegd voor hen, die ze waard zijn; zij worden overvloedig uitgestort over heel onwaardige mensen, over hen wier hart zich uitstrekt naar Hem.'
                           

Dit verduidelijkt zij met het volgende:

Ik heb nagedacht over de geschiedenis van twee mensen, David en Achitofel. Er was een tijd, dat zij intieme, goede vrienden waren. De raad, die Achitofel gaf, was zo wijs - zij woog even zwaar als een woord van God. Zij gingen samen naar het huis van God om te aanbidden. Toen zondigde David. Bathseba was de kleindochter van Achitofel. O, wat een afschuwelijke zonden - eerst overspel en daarna de moord op Uria! Geen wonder, dat Achitofel kwaad was en niets meer met David te maken wilde hebben! Eén van deze zonden zou hem al ergenis gegeven hebben, laat staan beide. God zal zeker Achitofel zegenen en niet David.
Maar kijk nu eens onder de oppervlakte. Toen Nathan met David sprak kreeg David onmiddelijk berouw. "Ik heb gezondigd", riep hij uit. En van dat ogenblik af strekte David, hoewel hij zuchtte onder de straf voor zijn zonden, zich weer boetvaardig en met een gebroken hart uit tot de Heer. "Verwerp mij niet van Uw aangezicht" ( Psalm 51: 13), riep hij uit.
En Achitofel? Hij werd zoals de oudste broer in de gelijkenis van de verloren zoon. Hij weigerde zijn hart te openen voor de genade van de vergeving, die God schenkt, dus zijn hart  werd vervuld met blinde woede. Hij, die David had veracht om zijn overspel, raadde Davids zoon aan dezelfde zonde te doen. Hij, die woedend was geworden, omdat David Uria had gedood, kwam aan zijn einde doordat hij zichzelf het leven ontnam. En zo bewijst de mens, dat hijzelf geen haar beter is dan de zondaar, die hij zo gauw veroordeelt en die hij niet wil vergeven.

God zegende de zondaar, die zijn hart openstelde voor de terechtwijzing en Gods zegen was tevergeefs voor de zondaar, die zijn hart toesloot voor de aandrang van de genade en die weigerde te vergeven.

Wij ontvangen Zijn zegeningen niet omdat wij ze verdienen, maar alleen wanneer wij gehoor geven aan Zijn teder, doch dringend verzoek: 'Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen!" (Ps. 81: 11)





N.a.v. hfd 4 uit 'In de arena' van Isobel Kuhn



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.